Tekst uit het boek Exodus
Hoofdstuk 6, vers 28-30, hoofdstuk 7, vers 1-7
Reflectie
Kijk naar wat er in de Schriftlezing van vandaag gebeurt: Mozes krijgt opnieuw de opdracht om tegenover de Egyptische farao te gaan staan, de machtigste heerser ter wereld in het hart van zijn koninkrijk, waar hij wordt omringd door zijn loyale onderdanen. God geeft Mozes de opdracht om Farao een moeilijk bevel te geven, namelijk dat hij moet gehoorzamen. Het is misschien niet verrassend dat Mozes zich gedraagt zoals velen zouden doen bij een ontmoedigende taak: hij deinst ervoor terug. Hij zegt tegen God dat hij ‘onbesneden van lippen’ is. Maar God accepteert zijn al te menselijke excuus niet.
In plaats daarvan zegt God, de schepper van hemel en aarde, tegen de minder welbespraakte Mozes: “u breng ik voor Farao als de god, en uw broer Aäron zal uw profeet zijn”. De Heilige Ambrosius leert ons dat de deugd van Mozes veel groter is dan die van de farao. Mozes is niet geneigd tot zondig gedrag, en zijn hartstochten beheersen hem niet. De Heilige Ambrosius zegt dat Mozes “zijn vlees hekelde met een gezag dat bijna koninklijk was”. Zelfs als het vertrouwen van Mozes in zichzelf wankelt, heeft de Heer alle vertrouwen in zijn zoon.
Zo is het ook met jou. Terwijl jij je hartstochten in bedwang houdt en de pijnen van ascese lijdt, doe je dat als een zoon van God, vorstelijk en krachtig, in het aangezicht van de verfoeilijke ‘farao’ van wereldgezindheid en ondeugd. Had je dat vijftien dagen geleden kunnen denken? Je gewone manier van leven is aan het veranderen. Blijf de routekaart van Jezus Christus – gebed, ascese en broederschap – volgen en de genade van meesterschap over je hartstochten zal naar jou toe blijven stromen.
Dank God voor het succes dat je tot nu toe hebt gehad. Voortdurende dankbaarheid zal helpen om je vreugde hoog te houden, te midden van de uitdagingen van deze spirituele oefening.